Off the Road

24 december 2016 - Nusa Penida, Indonesië

Wandelen vanuit mijn hotel is nauwelijks te doen. Langs de bolle hoofdweg is geen zandpad of trottoir en over de weg loopt het niet lekker met al het verkeer. Langs het strand lopen is alleen mogelijk bij laagtij. Openbaar vervoer is er niet en om iedere keer een busje in te huren om ergens heen te gaan, zie ik niet zitten. Daarbij loopt dat ook in de papieren. 
Ondanks de regentijd, waarbij het bij heftige hoosbuien kan gebeuren dat riolen in dorpen het regenwater niet meer kunnen slikken, en de schijt van de hele buurt tussen andere rommel op ondergelopen straten dobbert, ben ik toch maar ingegaan op het aanbod van Uci om een brommer te huren. Het aanbod was dat ik de brommer voor mijn hele verblijf ter beschikking zou hebben. Bij mijn vertrek moest ik zelf aangeven hoeveel dagen ik hem had gebruikt. De afgesproken prijs was per dag. Ik kreeg de sleutel, een helm, instructies hoe hij startte en waar de benzinetank zat. 
Het blank staan van dorpen heb ik overigens zelf nog niet meegemaakt en hoop ik ook niet te beleven. Andere reizigers, die uit de bergen kwamen, verhaalden hier wel over.
De eerste dag heb ik een rondje gereden om me te oriënteren op de omgeving, te wennen aan de brommer, te gewennen aan het linkse rijden, gewoon te worden aan het verkeer plus te rijden op de bolle wegen. 
Een goed kaartje heb ik niet, ook willen plaatsnamen nogal eens verschillen qua naam en richting aanduidingen zijn niet, nauwelijks of niet zichtbaar aanwezig. Daarom is Google maps de uitkomst, maar daar ben ik nog niet zó mee bekend. Na een week vroeg ik een Duitse student met zijn vriendin, die hun brommers naast de mijne hadden geparkeerd, of zij een goed kaartje hadden. "No", was het antwoord, "but we use Google maps". We stonden gedrieën op punt van vertrek, maar hij liet op zijn IPhone even zien hoe hij ermee werkte. Was er zu sage hätte dauerte nur eine Zigarette. Onder dank werden de brommers gestart en vervolgden we ieder onze eigen weg. Ik was weer een heel stuk wijzer en heb in mijn hotel zijn tips met behulp van internet verder uitgewerkt. 
Vanwege de zandige en rotsige ondergrond is er geen grootschalige landbouw mogelijk op de 3 Penida eilanden. In tegenstelling tot Bali leent de grond zich ook niet voor rijstbouw, maar alleen voor maniok en mais.
Wel wordt er op uitgestrekte velden in zee zeewier gekweekt. Uitlopers van geoogst zeewier worden om de 5 centimes aan lange linten geknoopt en op het strand net onder de laagtij waterlijn aan bamboe stokken bevestigd. Zo ontstaan hele zeewier plantages. Na ongeveer 4-6 weken gaan meestal vrouwen, met een grote mand, die hangt in een vrachtwagen binnenband, de zee in om het zeewier bij eb te oogsten. De zware tjokvolle manden worden op hun hoofd of schouders over het strand naar open ruimtes tussen huizen, veldjes of gewoon langs de weg gedragen. Daar wordt de oogst op grote stukken bouwzeil of stof een dag of drie in de zon te drogen gelegd. Tijdens dit proces verbleekt het zeewier en wordt van groen nagenoeg kleurloos. De geur van het drogend zeewier komt je al van verre tegemoet. Het gedroogde wier wordt verhandeld en gebruikt in cosmetica, voedingsmiddelen of medicijnen. De plastic vervuiling, men snijdt zich in zijn eigen vlees, begint stilletjes aan ook het wier te vervuilen.
Dit verhaal lig ik tegen de avond op bed te schrijven. Mijn kamer heeft houten schuifdeuren. De deuren zijn gesloten, maar door weersinvloeden krom getrokken. Daardoor kieren ze van alle kanten. Het wordt langzaam donker en ik heb het licht aangestoken zonder de overgordijnen te sluiten. Binnen 5 minuten wemelt het rond de lampen van de Laron, vliegende witte mieren. In de regentijd transformeren de mieren zich van lopende naar vliegende wezens om op deze wijze hun territorium uit te breiden. Van de miljoenen hoeven er maar een paar te overleven om eitjes te leggen. Tegen mijn raam aan de buitenkant zat een grote Tokeh van 20-25cm. Een Tokeh is een hagedisachtige die insecten eet en waarvan meestal de mannetjes 's avonds en/of 's nachts regelmatig, zeer luid, enkele keren achter elkaar "Tokeh" roepen.
Even een break met schrijven........., gordijnen sluiten, één lamp aan en de Laron proberen op te ruimen. Met mijn flip flops, iets beters heb ik niet, op jacht. Na ruim een half uur zijn de meeste gehemeld en is het tijd voor het avondeten; echter niet bestaande uit gefrituurde Laron. Deze schijnt men op het eiland Sumba wel te eten, omdat ze rijk zijn aan proteïnen.
Mijn off the road experience begint de volgende dag. Ik wilde naar de Hindoeïstische Pura Puncak Mundi tempel boven op de Mundi berg, op ongeveer 520 meter hoogte. Google maps gaf naast de meest gangbare weg ook twee alternatieve routes aan. Ik koos voor de kortste alternatieve route. Na anderhalve kilometer vlakke hoofdweg ging de weg over in een smalle "asfalt" weg, bergopwaarts. Zoals zovele dingen hier worden ook de wegen eenmaal aangelegd en nooit meer onderhouden. Dit resulteerde in dit geval in een volledig kapot gereden en geërodeerde asfaltweg. Niets is zo ellendig om over te rijden dan over een kapotte asfaltweg vol met stenen, gaten en kuilen gevuld met water. Langzaam, slingerend, haarspeldbochten nemend, mijn voeten inmiddels helemaal onder de blub, kroop het brommertje naar boven. Gelukkig had het motortje voldoende pk's om ons, zichzelf en mij, naar boven te sleuren. Bij een splitsing van wegen moest ik kiezen links of rechts. Gelukkig passeerde een local die me de goede richting opstuurde. 
Mijn brommertje heeft al wat kilometers gedraaid en ik hoopte dat de nog nooit vervangen banden het, op deze cross vol stenen en randen van gaten, zouden houden. Google maps raadpleegde ik te weinig, waardoor ik overal kwam behalve bij de tempel op de bergtop. Op deze hoogte staan ook verscheidene windturbines, een Westers project, bedoeld voor het opwekken van electriciteit. De molens staan er al tijden, maar nog nooit heeft iemand ze zien draaien, laat staan stroom opwekken.
Met wat vragen en mijn iPhone zat ik uiteindelijk weer op de juiste weg. Na ander half uur bereikte ik, vermoeid, bemodderd en bezweet, de tempel.
Om de tempel te mogen betreden moest ik een sarong dragen. Die had ik niet bij me, maar ik kon er een huren. Ondanks dat de aanwezigen zeer gelovig waren, kon men niet nalaten mij te tillen voor €1,25 voor de huur van de sarong. Qua schoonheid stelde de tempel niets voor. In deze omgeving zouden veel makaken (een apensoort) zitten, maar die hadden waarschijnlijk lunchpauze. Ik had eigenlijk ook geen behoefte ze te ontmoeten, omdat ze op Bali op sommige plekken agressief zijn vanwege het soms voeren door toeristen.
De hoofdroute was de beste weg terug, bedacht ik zomaar. Ik zat nog maar net op mijn brommer of oooeps, daar stak een groene slang heel snel de weg over. Waarschijnlijk was het een Oriental Whip Snake (Ular Pucuk).
Hoe het kwam dat de weg bij de tempel was voorzien van nieuw asfalt merkte ik een paar honderd meter verder. Een te(e)r(ing)machine besloeg de volle breedte van de weg. Mijn enige mogelijkheid om te passeren was half door de struiken en rotzooi. Mijn volgende hindernis waren 25 kleine vrachtauto's, vol geladen met asfalt. Zij stonden gewoon op de weg geparkeerd. Door modder en langs afgronden duurde het een kwartier voordat ik deze stilstaande horde had genomen. 
Ook deze weg was niet veel soeps en was her en der helemaal aan gort gereden door de zwaar beladen asfalt vrachtwagentjes. Steil en bochtig, vol in de ankers reed ik in stijl langzaam naar beneden. Mijn niet al te beste piepende remmen werden nog verder op de proef gesteld. Af en toe dook ik de kant in voor nog meer naar boven kruipende vehicles met asfalt. Zij hadden veel ruimte nodig en waren daarbij sterker dan ik. 
Bij een t-splitsing moest mijn achterrem even op adem komen. Hij weigerde pertinent elke dienst, waarschijnlijk oververhit. Ook de inwendige mens wilde wat aan- en afvoer van water. Na een paar minuten wachten herpakte de rem zich weer, waarna ik met mijn off the road ervaring, kletsnat van de warmte én onder de drek, langs de benzinepomp kon om de dorst van het tankje te lessen. 
Brommie had weer veel geleden, maar was klaar voor de volgende tocht: Crystal Bay en wat niet meer.

Foto’s