Wat Nusa Penida

7 januari 2017 - Sanur, Indonesië

Op oudjaarsdag kon de handel in vuurwerk langs het strand het daglicht niet al te best verdragen, maar na zonsondergang, in het donker, lag het knalspul overal uitgestald en was volop te verkrijgen. De hele avond was het afsteken hoor- en zichtbaar, met middernacht als hoogtepunt.
De weg was vanmorgen droog. Ik moest nog enkele mooie plekken gaan bekijken. Doordat de schooljeugd vakantie had was er aanmerkelijk minder verkeer van jeugdige brommerrijders. De scheurneuzen, vaak met tweeën op een brommer, "gezamenlijk" bijna 6 turven hoog met een leeftijd die de 17 jaar "samen" nauwelijks of niet overschrijdt.
Ondanks de heftige regen die brommie over zich heen had gehad, startte hij meteen. De vlakke weg langs het strand was goed te berijden, maar bij ieder huis was het oppassen voor een overstekende kip met kroost, een verdwaasd blaffende hond of een kind, dat spelenderwijs de straat op vloog. De bochten in het heuvelige gedeelte waren minder. De regen had duidelijk sporen in de vorm van modder en grind achtergelaten. Hier was het oppassen dat het voorwiel niet onderuit brak. Met behulp van Google maps vond ik de afslag naar Crystal Bay, een baai waar het vanaf het strand prachtig te snorkelen is. De weg erheen werd allengs slechter. Het laatste stukje was weer een geërodeerde weg met losliggend grind, puntige rotsen en de nodige haarspeldbochten, steil naar beneden. Vlak bij het strand stond de weg helemaal blank. Via een klein zandpaadje kon ik het meeste water vermijden. De nog niet zolang geleden aanwezige warungs (klein winkeltje of restaurantje) waren allemaal op last van de overheid afgebroken. Zoals op zovele plekken waren ze illegaal gebouwd op staatsgrond. De gebouwtjes gaan tegen de vlakte, maar het puin blijft her en der liggen zonder dat iemand zich daar nog om bekommert.
Voor 2000 Rupiah mocht ik brommie op een droog stukje grond parkeren. Het strand was niet geweldig. Daarbij was het bewolkt en stond er behoorlijk wat wind. Voor anker liggende bootjes deinden volop op de golven. Toch waren de nodige toeristen aan het snorkelen. Vlakbij, bijna tegen het strand aan, lagen zoetwaterbekkens, die mede zorgden voor de watervoorziening op het eiland. Het water uit de waterleiding is overigens niet geheel zoet, maar brak, lokaal noemen ze dit payau water.
Helaas ook hier weer overal veel plastic afval. Verschillende toeristen die na mij aankwamen, hadden, tijdens mijn verblijf op het strand, hun auto's geparkeerd op het nog niet ondergelopen zandpaadje. Nu moest ik om op de droge weg te geraken door de hele grote plas terug. Eerst maar even kijken hoe andere dat deden. Als het hun zou lukken, waarom mij dan ook niet. De dappersten redden het. De beurt was aan mij. Rustig laverend, met het water net niet over het treeplankje stromend, wel natte voeten, en een motor die gelukkig niet afsloeg, kwam ik weer, op wat eens, een mooie asfaltweg was.
Het verhaal van de twee slippende Nederlandse meiden over een nog slechtere weg dan deze naar Broken Bay en Angel's Billabong, deed me besluiten, na de vele hoosbuien van afgelopen dagen, deze highlights te laten voor wat het was.
Mijn alternatief op de route was Kelingking Beach, een mooi uitzichtpunt, 200 meter vanaf de weg. Vanaf 30 à 40 meter hoogte keek je uit op een klein schiereiland in de vorm van een walvis. In een van de oksels lag een nog maagdelijk verraderlijk wit zandstrand waarop, vanuit een turquoise zee, ontstuimige golven rolde. Mijn dorst lessend met het vocht uit een kelapa muda, een jonge kokosnoot, heb ik een tijd in het zonnetje zitten te genieten van het schitterende uitzicht.
Inmiddels was ik een aantal uren onderweg. Mijn rug werd moe van het niet rechtop zitten op de brommer. Het zwembad was een mooie plek om te relaxen en de middag af te sluiten.
's Avonds het diner genuttigd op een klein terrasje, twee meter boven de zee. Met hoog water vliegt het opspattende water wel eens over het terras. Bij ondergaande zon waren er veel kleine visjes die boven het water uitsprongen, een teken dat roofvissen aan het jagen waren. Helaas vanavond geen tuimelende dolfijnen show.
Naast de bergtempel is de grottempel (Goa Giri Putri) ook een bezienswaardigheid. Ik was er al een paar keer voorbij gescheurd. Vandaag zou ik stoppen en de tocht over de trappen naar boven maken. Dat deed ik samen met gelovigen die boven bij een altaar onder leiding van een priester een kleine ceremonie hadden. Ieder had minimaal twee bloemetjes bij zich, die tussen de vingers werden gehouden terwijl er werd gebeden. Na het gebed werden ze achter een oor gestopt. Ter afsluiting kreeg iedereen rijstkorrels op zijn voorhoofd geplakt en werd rijkelijk besprenkeld met heilig water, behalve ik. Aan mij was dat blijkbaar niet besteed, hoewel ik de enige niet gelovige, maar wel betalende, was.
Door een gat moesten we de grot inkruipen. Binnen was een grote hal met een aantal altaren. Ik liet de gelovigen hun ding doen en wandelde dieper de grot in. Aan het einde was een grote uitgang. Via de nodige stalletjes liep de weg buitenlangs terug naar de ingang. Eén jonge makaak heb ik daar nog kunnen spotten.
In dezelfde richting als Goa Giri Putri lag ook Atuh Beach. Eerst nog een stuk over de weg langs het strand waar volop activiteiten in de visserij en zeewier productie waren. Vrouwen liepen met volle manden zeewier te sjouwen. Grote vissen werden in het ijs in tempex dozen verpakt en verhandeld. Voor de kust zeilde een armada vissende zeilboten met prachtig kleurende zeilen.
De weg draaide heuvel op het binnenland in. Hier zag ik een grote zwart-witte hagedis de weg over steken en een ijsvogel die me vanaf een tak toekeek, zo van, wat kom jij hier doen?
Na een paar kilometer hield de weg plots op. Middels een kronkelend voetpaadje zou ik verder langs de rotswand naar beneden moeten om het strand te kunnen aanschouwen. Er was helemaal niets en niemand. Ik besloot om de afzink niet te maken met alleen maar een flesje water op zak. In de verte kon ik wel Lombok zien liggen. Niet getreurd om wat ik niet had gezien, maar genoten van wat ik wel gezien had, draaide ik brommie en tufte langs een andere redelijke route huiswaarts.
Voor terug te varen naar Bali moest ik een dag van te voren telefonisch een plaats op de snelboot reserveren. Ik had 2 opties, maar besloot de middagboot te nemen, zodat ik na aankomst meteen mijn spullen op hotelkamer kon droppen. In het houten wachtlokaaltje voor de oversteek in Buyuk zat een groepje toeristen, die behoorlijk wat lawaai veroorzaakten. Op zee stond een stevige deining en het waaide behoorlijk.
Een kwartier te laat werden de motoren van de gele Capla boot gestart en begon de overtocht. Eenmaal uit de luwte van de eilanden werden de lawaaierige toeristen steeds stiller. Hoog opspattend zeewater vloog aan alle kanten langs de ramen. De boot bonkte regelmatig hard op de golven. Rondom me heen werd er volop gevomeerd, met permissie. Na 45 minuten zat de reis erop. Bij het aanleggen, de boot moest draaien om met de achterkant naar het strand te komen liggen, deinde het misselijk makend op en neer. Een meisje miste, op wat spetters na, net mijn voeten bij het legen van haar maag.
Ik hield alles binnen, maar breed had ik het niet. Bij het uitstappen op het strand spoelde het zeewater mijn voeten weer schoon. De krat met slippers werd wederom op het strand geledigd en mijn rugzak werd wat hoger op het strand neergelegd. Ik kon mijn weg vervolgen, maar mijn portie varen op zee heb ik voor een tijdje weer gehad.
Voorlopig geen snorkelen, duiken of cruisen!

Foto’s