Mijmeren

29 april 2018 - Jomtien, Thailand

Op een bankje langs de boorden van- en met uitzicht over de Pak Nam Krabi rivier in Krabi stad is het heerlijk zitten, terwijl het licht van de dag langzaam overgaat in het donkere van de nacht. Aan de achterzijde van het zitje rijdt het verkeer op 20 meter afstand rustig over de boulevard. Mangrovebos bekleedt de oever aan de overzijde van de rivier.
Aan de linkerzijde reiken twee kalkrotsen, Khao Khanap Nam, een aan iedere kant van de rivier, bijna tot aan de hemel. Ze herbergen verschillende prachtige grotten met indrukwekkende stalactieten en stalagmieten. De enige manier om er te komen is per boot vanaf de Chao Fah Park pier, die aan de rechter zijde richting zee ligt.
Hoog in de lucht zweeft een witbuikzeearend op de nog aanwezige thermiek, zoekend naar zijn laatste hapje van de dag, terwijl zwaluwen laag over het water scheren om hun maagjes nog te vullen met andere kleine vliegende wezentjes. Over de rivier keren de longtailboten, beladen met toeristen, terug van een dagje of middagje uit. Bewoners van de verschillende eilanden in deze delta worden met kleine snelle lawaaierige speedbootjes vanuit de stad naar hun bestemming gevaren.
Gisteren heb ik me met een taxi laten vervoeren van Khao Lak naar Krabi Town. De tocht was aangenamer dan met een jakkerend minibusje. Ook nu ging de rit weer over de bergpas waar trucks met aanhangers, volgepropt met trossen palmvruchten, langzaam omhoog kropen. De taxi moest er zich omheen wurmen om niet in hetzelfde slakkengangetje mee naar boven te hoeven gaan.
Mijn plan voor de nog enige volle dag Krabi is met de boot naar een van de mooiste stranden in de regio, Railay Beach, te varen, maar helaas, regen laat het zoveelste dagje strand van deze overwintering in het water vallen.
Morgen is mijn vlucht van Krabi terug naar Bangkok.
Mijmerend over de afgelopen week in Khao Lak zit ik op het bankje. Nog nooit heb ik zoveel stranden bezocht binnen zo’n kort tijdsbestek. Het enerverendst is de tocht naar Small Sandy Beach. Het ligt in het Lam Ru National park. Kai heeft verplichtingen in Phang Nga, de provincie hoofdstad, en kan me in haar sjees niet wegbrengen naar de ingang van het park.
Een taxi is snel georganiseerd en binnen een kwartier sta ik bij het ticket office om de toegangsprijs van 200 Baht te betalen. Een overzichtskaartje heeft men niet, maar de weg wijst zich vanzelf. Een klein stukje verder begint de 900 meter lange trail. Dat is zo gepiept, denk ik, maar het pad, nog vochtig van de regen van gisteravond gaat berg op en berg af. Het kronkelt langs grote oude bomen en zware blokken graniet, maar regelmatige loopt de route tussen de boomwortels van de reuzen en over het glibberige gesteente. Het is oppassen om niet te struikelen door ergens achter te blijven haken. De ene keer loop ik langs een afgrond me vasthoudend aan neerhangende lianen en de andere keer sta ik stil bij een mooi doorkijkje over zee. De zolen van mijn Teva’s zijn eigenlijk al te ver heen om een tocht over zo’n slibberachtig bospaadje te maken. Ze zullen dan ook spoedig van eigenaar wisselen. Na ruim een half uur kom ik aan op Small Sandy Beach, omzoomd aan een kant door erosie glad-afgesleten rotsblokken, en aan de andere kanten door een muur van dicht groen jungle bos. Het is mooi, maar minder mooi dan in de beschrijvingen wordt weergegeven.
De hele weg terug, 8 kilometer, met onderweg een lunchstop bij MacD in het centrum van Khao Lak, doe ik te voet.
Een andere ingang van het park ligt 5 kilometer de andere richting uit het binnenland in. Daar heeft de Chong Fa waterval zich ontwikkeld. Kai dropt me de volgende ochtend bij de toegang. De waterval heeft vijf boven elkaar liggende niveaus, te bezoeken via een 4,5 kilometer lang onverhard pad dat voor driekwart bestaat uit wat men noemt: een rough jungle track. Vanaf het ticket bureau begint het goed te belopen brede pad, maar, bergopwaarts. Het is aan weerszijde geflankeerd door groene jungle met enorme woudreuzen. Niet alleen opmerkelijk veel vlinders vliegen rond, maar ook veel muskieten laten zich niet onbetuigd.
Mijn darmen beginnen ernstig te verkrampen, en mijn enige uitweg is langs de rand van de weg alles zijn uitweg laten vinden. Bladeren erover en de natuur verzorgt het verdere opruimwerk wel. Dat lucht op.
De eerste en grootste waterval is 10 meter hoog en heeft een natuurlijk zwembadje aan de basis. De weg naar de volgende waterval is weer een jungle trail. Dat geloof ik wel na de ervaring van gisteren. De weg terug gaat langs een poeltje met een natuurlijke vis-spa. Garra Rufa-visjes sabbelen en zuigen dode huidcellen van de voeten wanneer je ze in het water houdt. Een jochie, ongeveer 5 jaar oud, die met zijn ouders aankomt wandelen, trekt spontaan zijn kleren uit om in het badje te gaan zwemmen, maar als hij ziet wat de vissen doen bedenkt hij zich in zijn blote piemeltje en trekt snel zijn kleren weer aan.
Ik loop terug naar CasaCool. Onderweg pauzeer ik bij een restaurantje dat wordt beheerd door een Zwitser met zijn Laotiaanse vrouw. We raken aan de praat en hij beschrijft het leven van een buitenlander in Thailand. Het heeft aangename kanten, maar ook vele onaangename.
Na het ontbijt vraagt Kai wat mijn plannen voor mijn laatste dag in Khao Lak zijn. Ik wil naar White Sand Beach, maar zij zegt dat Bangsak Beach, op 15 kilometer afstand, mooier is. Spontaan antwoord ik: “Dan is dat mijn plan voor vandaag.”
Een kwartier later gooit ze een luie stoel en een strandmatje in het bakje van haar witte pick-up. Ook een strandlaken en twee flesjes water gaan mee. Op mijn vraag waar dat voor is meldt ze: “Voor jou, voor op het strand en vanmiddag kom ik je weer ophalen.” Ik maak haar duidelijk dat ik wil wandelen over het strand en dat ik op eigen gelegenheid weer terugkom.
Mijmerend denk ik: wat een service van dat hotel.

Foto’s